Om de diverse klanken/klankkleuren te verkrijgen worden pijpen gebruikt van verschillende mensuur
(dikte t.o.v. lengte) en gemaakt van verschillende materialen: hout, tin, zink, kopen en diverse legeringen.
Er zijn onder andere labiaalpijpen en tongwerken, al dan niet voorzien van schalbekers.
In aparte hoofdstukken in de reeks `Techniek achter het theaterorgel' wordt nader gekeken op de orgelpijpen en hun constructie.
Rusttoestand:
winddruk in de lade kan via de magneetopening naar het membraam. Membraamveertje drukt de pijpopening dicht.
'Aan'stand:
de magneetspoel is/wordt bekrachtigd. Plaatje sluit opening naar membraamkanaal af.
Het membraam wordt door de druk naar beneden geduwd en de pijp kan klinken