Zoals hiervoor al aangehaald was Theo Strunk inmiddels voor zichzelf begonnen. Theo Strunk was een goede intoneur en hij had ook een paar andere goede vakmensen
(zoals Julius Gaal en Ernst Leeflang) bij Standaart weggetrokken. Dit moet voor Standaart duidelijk een verzwalkking zijn geweest en ook kreeg hij te maken met meer concurrentie want behalve het binnenhalen van opdrachten voor nieuwe orgels probeerde Strunk ook onderhoudstaken van Standaart over te nemen.
Dit leverde af en toe tot conflicten tussen Standaart en Strunk.
ln 1929 werd het eerste VARA-orgel gebouwd.
Dit was een betrekkelijk kleine en eenvoudig orgel met zes stemmen, o.a. ook weer met de labiaal klarinet. Over dit orgel valt niet zo veel bijzonderheden te vertellen. Het stond in een kleine studio, feitelijk meer een grote huiskamer. Voor Standaart was dit VARA-orgel ook belangrijk vanwege de vergroting van de naamsbekendheid. Standaart had wel vertrouwen in het eigen product, men gaf maar liefst 20 jaar garantie!
Later is het door Theo Strunk nog eens geherintoneerd, zeer tegen het zere been van Standaart. Overigens had Standaart toen al, naast z'n kerkorgels, ruim 25 theaterorgels in Nederland weggezet.
Engeland
Standaart wist in die tijd natuurlijk dat publiciteit belangrijk was en men zocht - en kreeg ook- de nodige aandacht in de pers. Men adverteerde met lovende kritieken van
organisten en theaterdirecties. In de advertenties werd ook gewag gemaakt dat Standaart orgels het uitstekend konden opnemen tegen de buitenlandse orgels. Sterker nog: het buitenland kreeg interesse in Standaart orgels. ln 1927 had België Standaart orgels en in 1928 en 1929 werden meldingen gemaakt van diverse leveringen aan Frankrilk en Duitsland (6 stuks). Ook in Engeland verkreeg men 6 orders waaronder een 3/l0 voor de Commodore - Hammersmith en een 3/13 voor Metropole - Victoria.
Dat Standaart in die tijd ook zaken in Engeland deed was toch wel bijzonder gezien het feit dat Engeland ook z'n eigen theaterorgelbouwers had, en zeker
niet de minste met o.a. Compton, Christie (Norman Hill & Beard) en Conacher. En natuurlijk waren er in Engeland ook al de nodige Wurlitzers geïnstalleerd.
Zoals gezegd, zes Standaarts zijn er weggezet in Engeland. De grootste Standaart wil ik hier even aanhalen. Dit was een 3/13 in Metropole Cinema, Victoria, London.
Het orgel had een fraaie speeltafel in de herkenbare Standaart-stijl.
Op deze speeltafel zíen we ook de kleine ronde aanduidingen boven de registers waarmee werd aangegeven in welke kamer de stem zich bevond, naar het idee van Wurlitzer. En over orgelkamers gesproken, ook hier had men weer een extra orgelkamer, de echokamer. Maar helaas kwam het hele orgel akoestisch
niet zo geweldig tot z'n recht, te weinig volume in de zaal. Daarom is het in 1935 al vervangen door een 3/l0Wurlitzer. Die vervangende Wurlitzer had ook te maken met dezelfde akoestische problemen. Met deze Standaart liep het triest af. Het orgel werd opgeslagen in een bijgebouw van een ander theater. Dit theater werd echter in de oorlog getroffen door bommen en de brandweer concentreerde zich toen op het hoofdgebouw en niet op de bijgebouwen - de Standaart ging dus in vlammen op.
In die tijd werd er in de orgelwereld wel eens geringschattend gezegd dat Standaart een nabouwer was. Inderdaad waren er de nodige overeenkomsten met Wurlitzer. Dat zagen we al aan de kleine dingetjes zoals de hierboven genoemde indicaties op de speeltafel van de orgelkamerindeling. Ook het (pneumatisch) relaissysteem vertoonde veel overeenkomst met dat van Wurlitzer. Het bestond ook uit twee delen, een toetsrelais-deel en een registerrelais-deel. Bij het registerdeel was de aansturing wel iets anders dan bij Wurlitzer, de kleppen met 61 contacten werden bij Standaart direct door balgjes aangestuurd. Maar de opmerkingen over nabouwen klopten deels wel en het zou in de jaren hierna nog sterker worden. Ze hadden echter een slechter voorbeeld kunnen kiezen...
Pierre Palla in het Kurhaus.
Kurhaus
ln 1931 verkreeg men weer een grote Nederlandse opdracht, een orgel voor het Kurhaus in Scheveningen. Dit orgel had ook weer drie manualen en waarschijnlijk
13 of 14 stemmen. Cor Doesburg analyseerde in zijn boek over orgels bij de omroepen dat het eerste en tweede manuaal wel volgens het unit-systeem waren en alleen het derde manuaal nog zelfstandige stemmen had die apart waren opgesteld in een eigen solokamer. Je ziet dus dat Standaart gaandeweg steeds meer het gebruikelijke unitsysteem ging volgen. Opvallend is wel het geringe aantal tongwerken, maar drie stuks.
Bij dit orgel zien we ook weer de typische Standaart speeltafel met de geheel ronde registerboog en de onderkast die schuin naar voren steekt. Voor wie een
beetje bekend is met de grote zaal in het Kurhaus kan zich voorstellen dat het orgel hier vast goed moet hebben geklonken. In het archief van Cor Standaart (nu in het Schiedamse gemeentehuis) is een brief van Reginald Foort te vinden die zich zeer prijzend uitlaat over dit orgel. Foort en Standaart konden het in die tijd ook goed met elkaar vinden. Helaas is dit orgel in de oorlog uit het Kurhaus gehaald en tijdens een treintransport naar Oostenrijk vernietigd bij een bombardement.