Ontstaan
In het kort het ontstaan van de N.V. Standaart's Orgelfabrieken.
Opgericht rond 1904 als voortzetting van orgelbouwer "Kam en Van der Meulen" waren de activiteiten toentertijd vooral gericht op kerkorgels. Standaart bouwde een vrij goede naam op, de zaken liepen voorspoedig, het personeel breidde uit en de fabriek verhuisde van Rotterdam naar Schiedam. In 1923 zou er al sprake zijn geweest van 40 man personeel en later meer dan 60 man. Geen kleine jongen dus in deze branche!
Eerste theaterorgel
In 1921 kreeg Nederland in het toen geopende Amsterdamse Tuschinski Theater het eerste echte theaterorgel. Dit was een kleine Wurlitzer (4 stemmen met een pianoconsole).
Dat opende de ogen van sommige Nederlandse kerkorgelbouwers. Zo ook die van Standaart, vooral ook omdat deze firma al eerder orgels had geplaatst die wat meer de orkestrale kant opgingen. Standaart wilde de nieuwe ontwikkelingen volgen en ging zich naast de kerkorgels ook toeleggen op concert- en theaterorgels.
ln hun uitgebrachte brochure "Het Standaart cinema orgel als het moderne Hollandsche Standaart orgel" kunnen we lezen dat het eerste echte Standaart theaterorgel
geleverd in 1923 aan het W.B.-Theater in Rotterdam was opgeleverd.
Waarschijnlijk was dit niet geheel een eigen ontwikkeld orgel. Wat was het geval: De Limburgse firma Franssen, kerkorgelbouwers van huis uit, adverteerde in 1922 met een theaterorgel. In datzelfde jaar ging echter deze firma failliet en Standaart heeft toen delen van de inboedel overgenomen, o.a. hun ontwikkelde theaterorgel. Waarschijnlijk zal dat aan de basis hebben gestaan van het orgel dat Standaart in 1923 in Rotterdam plaatste. In de brochure staat dat als volgt omschreven: "Tallooze proeven hebben wij in onze fabriek genomen en ons eerste product, het resultaat van anderhalf jaar zoeken, werken en.... vinden , mochten we leveren aan het W.B.-Theater te Rotterdam, onder directie van den Heer K.Weisbard." Dat is toch mooi omschreven!
Dit W.B.-orgel had, net als Tuschinski, ook een pianoconsole. De basis van zo'n console was in principe een gewone piano, compleet met hamers en snaren en dus ook een volledig pianoklavier. Daarboven was dan een tweede (orgel)klavier geplaatst met 61 toetsen. De piano was alleen van het onderklavier te bespelen en vanaf beide klavieren en het pedaal was het orgel te bespelen. Een groot voordeel was volgens
Standaart dat -mocht er onverhoopt stagnatie in de stroomleverantie ontstaan- dan bleef het instrument toch nog als piano bespeelbaar. The show must go on - de organist dus opeens pianist ...
De dispositie was "straight", d.w.z. geen unitsysteem waarvan de stemmen op meerdere klavíeren te bespelen waren. Een slimmigheidje was de verdeling
van het pianoklavier in twee aparte orgelsecties die beiden hun eigen stemmen kregen. Je zou dus ook kunnen spreken van een drie-klaviers orgel.
In de jaren daarop kreeg ook Cinema Palace in Haarlem zo'n orgel en vervolgens ook Cinema Royal in Amsterdam.
Over Cinema Royal is in de scriptie van Léonie Wisse een verhaal terug te vinden dat het orgel 744 pijpen bevatte. Vermoedelijk hadden deze orgels ongeveer tien stemmen, o.a. een Prestant, Roerfluit, Hobo, Viola, Orkestfluit, Vox Humana, Vox Celesta en een Seraphijn.
Deze laatste stem was een door Standaart ontworpen zogenoemd "doorslaand tongwerk". Of het ook een doorslaand succes was weet ik niet want in eerste instantie waren er lovende verhalen over deze stem maar in latere orgels
verdween deze stem geheel uit beeld. Verder bevatte het orgel de gebruikelijk percussie en ook een "Generaal Crescendo"-pedaal waarbij (heel handig) zichtbaar was welke registers daarmee in kwamen.
Dit type orgel werd vooral geleverd in de periode 1923-1927 ookal waren ze niet helemaal hetzelfde. Zo had het in 1926 aan Luxor - Arnhem geleverde orgel een
stuk minder pijpen, namelijk 470, overeenkomend met zo'n zes stemmen.
Het laatste orgel met een pianoconsole was in 1927 dat van het Rembrandt Theater in Amsterdam. Het verving daar het Oskalyd-orgel en dit kreeg drie klavieren waarvan het onderste weer het pianoklavier was. De main orgelkamer bevond zich in de orkestruimte voor aan de buhne. Bovenin de zaal, en achterin, was een echokamer. Van deze pianoconsoles is er helaas geen exemplaar meer bewaard gebleven.
Meteen al in de beginjaren twintig kreeg Standaart het onderhoud van beide Tuschinski Wurlitzers (Tuschinski had ook theaters in Rotterdam). Dat kwam natuurlijk mooi uit.
Volgens de verhalen staken de mensen van Standaart erg veel tijd in het onderhoud. Alles werd uit elkaar gehaald, bekeken en gemeten....
Gaandeweg de jaren zag je ook steeds meer Wurlitzer-techniek in de Standaart orgels.