De makers van deze site willen je heel graag deelgenoot van manieren om beter en mooier orgel te spelen. Organist Len Rawle (‘Rembrandt’ van het theaterorgel) houdt regelmatig ‘masterclasses’, in 2009 hield hij er voor een selecte groep belangstellenden één in Haarlem, aan het Compton orgel. De tips zijn in eerste instantie bedoeld voor theater(pijp)orgels maar kunnen in grote lijnen ook wel worden toegepast bij andere typen orgels!
Lees je mee?
Op het gebied van hoe je een (theater)orgel zou moeten bespelen zijn de meningen verdeeld:
- Welke (spel)stijl past bij jou?
- Welke muziek speel je graag?
- Hoe klinkt je orgel? En daarmee wordt niet alleen de akoestiek of hoe groot de ruimte is bedoeld, of welke speeltechnische mogelijkheden er voor je hand(en) en voeten liggen.
Dit artikel gaat over hoe je van je orgelspel iets moois, of nòg mooiers kunt maken..
Klanken horen bij muziek.
- Alle klanken van je orgel op het gehoor beoordelen. Welke orgelstem past bij welke muziek?
- Analyseer van tevoren wat je gaat spelen!
- Maak aantekeningen (b.v. met een markeerpen- of stift)als er tekst of tips in de bladmuziek aan te pas komen.
- Gebruik een potlood en gum wanneer er veranderingen nodig zijn, terwijl de muziek a.h.w. ‘groeit’
- Hoe klinkt het met en zonder tremulanten, vibrato of Lesly-effect? Luister hoe het klinkt als je daarvan combinaties maakt! Wat klinkt goed en wat niet?
- Kijk anders naar de elementen in je muziek als het gaat om een enkele song of bijvoorbeeld een selectie/medley uit een show of musical. Daar komen verschillende zaken aan bod: luid, zacht, kort (staccato), met aangehouden tonen (‘sustained’), en met of zonder percussieklanken. Let ook op tempo en frasering.
- Zorg dat al deze elementen in/bij de muziek passen!
- Je kunt het effect uitproberen door het bijvoegen (of juist weghalen) van bepaalde stops of registers.
- Houd de juiste balans in de gaten tussen het spel van de linker- en rechterhand ten opzichte van het pedaalspel.
- Let heel goed op het juiste gebruik van de volume- en crescendo-pedalen!
- Als je wilt ‘entertainen’ zorg je voor voortdurendkontrast in je spel.
- Denk als een orkest! Gebruik de juiste stemmen van je orgel bij de juiste muziek: Trompetten, strijkers, houten blaasinstrumenten, percussie etc.
- Zet soms tremulanten zie ook 5) uit of juist aan.
- Percussie op de juiste momenten toepassen (en niet te pas of te onpas).
- Speel ook eens laag of juist hoog (in andere octaven)
- Moduleren (in toonaard veranderen) kan soms heel goed. (overdaad maakt het meestal niet mooi(er)).
- Maak je spel dynamisch: speel met open of juist gesloten shutters.
- Speel je in akkoorden of juist enkele noten?
- Meestal vereist ritmisch spel een wat luidere begeleiding.
(Denk daar maar aan een drummer of ritmische gitaar) - Gebruik de tremulanten (5) niet bij de meeste klassieke muziek, maak dan beperkt gebruik van zwelpedaaal, beter kun je hier in de octaven (voetmaten) ‘schakelen’.
- Gebruik van koppelregisters (als die aanwezig zijn!)
- Ga in principe niet van theaterstijl over in de klassieke.
- Een ‘Big Band’ registratie bestaat meestal uit 8’ in het pedaal en uit ‘vol’ geluid aan koper (!) op het ene manuaal en je wisselt af met solo fluit, klarinet of piano.
- De Blackpool stijl kenmerkt zich vooral door het afwisselende ritme tussen de pedalen en de akkoorden.
12. Het traditionele theaterorgelgeluid moet het hebben
van de Tibia ranks als basis voor bijna alle registraties. Je kunt daarbij meer Tibia registers combineren met weer een ander bouquet/ combinatie aan klanken van Tibia met String, Tibia met Diapason, Tibia met Glockenspiel, enz. Op die manier gebruik je de 8’ Tibia als basis, experimenteer daarmee maar pas wel op! Want je kunt wel alsmaar meer registers bijschakelen en vrijwel altijd met ‘big sounds’ spelen maar alléén volume is gauw vermoeiend voor de oren (en die van je huisgenoten en de buren?) en gaat ook sneller vervelen. Dat werkt alleen als je over een geweldige techniek beschikt.
Hopelijk ben je een beetje op weg geholpen; onthoud dat dit slechts de mening is van mijn persoonlijke benadering, die van
Len Rawle.
bron: NOFiteiten 2009